Vorige week trapten we af met onze moestuin serie Master of the Moestuin. Deze week gaan we verder in op de basis. Alle ins- en outs over bodemsoorten en hoe je de moestuin het beste in kunt delen zodat de bodem vruchtbaar blijft.
Bodemsoorten
Grofweg kunnen bodemsoorten in Nederland worden onderverdeeld in klei, leem- en zandbodems. Klei is te herkennen aan haar compactheid en kleverigheid. Wanneer je klei in je hand kneedt vormt het zich tot een bonk. Zand blijft altijd los. Leem is vaster dan zand maar losser dan klei. Het zit er dus wat tussenin, maar is ook wel een zware grondsoort net als klei. Leem wordt ook vaak aangewezen als ''de meest ideale moestuin grondsoort''. Maar iedere grondsoort heeft zijn eigen voordelen en nadelen:
Voor- en nadelen van klei:
– Is zwaar en laat plantenwortels niet altijd door
– Blijft lang koud in het voorjaar
– Laat water niet altijd door of houdt juist veel water vast
– Zwaar om te bewerken
– Bevat veel voedingsstoffen
– Houdt warmte goed vast
– Minder gevoelig voor verzuring
Voor- en nadelen van zand:
– Laat wortels makkelijk door
– laat water makkelijk door
– Makkelijk te bewerken
– Wamt snel op in het voorjaar
– Spoelt voedingsstoffen makkelijk uit
– Arm aan voedingsstoffen
– verzuurt snel
Voor- en nadelen van leem:
– wordt plakkerig als het nat is
– soms niet goed luchtdoorlatend
– houdt bocht goed vast
– bevat veel voedingsstoffen
– verzuurd niet snel
– is losser dan klei maar compacter dan zand
Zo hef je de nadelen op:
Bij kleigrond kan je compost of zand toevoegen aan de bodem. Of je maakt gebruik van de mulch-techniek (zie volgende kop). Leem houdt je in een goede conditie door er regelmatig compast aan toe te voegen.
Bij het verzuren van zandgrond ka je ook compost toevoegen aan de bodem. Ook kalk gaat verzuring tegen. Maar in beide gevallen is het aantrekken van insecten zoals wormen een goede oplossing. Dat kan door middel van mulchen:
Wat is ''mulchen''?
Mulchen is het losmaken van de grond, zodat er voldoende zuurstof in de bodem zit en zodat de bodem los genoeg is om de groei van planten niet te verhinderen. Het is belangrijk om voldoende te mulchen in tuinen met een dichte en vaste bodem, dus bijvoorbeeld in een klei rijke bodem.
Is bossen zorgt een humuslaag voor een natuurlijke manier van mulchen: de deken van takjes en bladeren die op de grond vallen, zorgen voor een humuslaag die zowel voedingsstoffen (van verterende planten) aan de onderliggende bodem doorgeeft, als ook dat noten en zaden die op de grond vallen, makkelijk door deze losse laag worden vastgehouden en worden voorzien van voldoende zuurstof.
In de moestuin kan deze humuslaag worden nagebootst met compost, gemengd met bijvoorbeeld:
– gemaaid gras
– bladeren
– takjes
– stro
– brandnetels
– ander overtollig loof uit de moestuin
Andere voordelen van mulchen is dat de mulchlaag veel water vasthoudt, waardoor de moestuin minder vaak besproeid hoeft te worden, ook in de zomermaanden. Ook trekt de mulchlaag veel insecten en andere diertjes aan, die de bodem los en voedzaam houden.
Ook is de mulchlaag een fijn thuis voor allerlei micro-organismen die samen koolzuur produceren. En koolzuur voorkomt op haar beurt weer dat allerlei schimmels en plantenziekten zich in de bodem kunnen nestelen. Ook onderdrukt de mulchlaag het groeien van onkruid.
Allemaal beestjes
Zoals genoemd zijn insecten en knaagdieren belangrijk voor de bodem. Ze woelen de bodem om en houden hem vruchtbaar met hun ontlasting (klinkt niet erg sexy, maar ja, alle groenten en fruit groeien op ontlasting, ook die uit de tuinbouw).
Insecten en knaagdieren voelen zich thuis in de besporken mulchlaag. Maar ook stro is een fijne plek voor knaagdieren. Door ook diverse andere planten in de moestuin te planten zoals struiken en bloemen, trek je gewenste insecten en knaagdiere aan, zoals bijen, spinnen, sluipwespen, oorwormen, hommels, lievehaarsbeestjes, gaasvliegjes, fluweelmijten, galmuggen, zweefvliegjes, roofwantsen, weekschildkevers en -last but notleast- spinnen.
Deze insecten houden ongenode en schadelijke insecten uit de tuin (ze eten ze namelijk op).
Volgende keer gaan we verder in op tips and tricks tegen schadelijke insecten en knaagdieren.
Niet te nat, niet te droog: afwateren
Om te zorgen dat de moestuinplanten niet uitdrogen en ook niet verzuipen, moet in de gaten gehouden worden of de bodem niet te nat of te droog is. Wanneer je hier een probleem bij opmerkt, is het belangrijk eerst te bedenken wat voor een grondsoort de moestuin heeft. Bij té losse grond zoals zand, kan je compost toevoegen. Bij té vaste grond kan je ook zand en compost toevoegen.
Ook kan je de plantenbedden een beetje bol laten lopen en geultjes graven tussen de plantenbedden zodat er kanaaltjes ontstaan waar water in weg kan lopen, zodat de bodem droger wordt. Of je maakt de plantenbedden juist een beetje bol, zodat er water in afloopt en in blijft staan zodat deze natter wordt.
Ook zou je bepaalde planten die gevoelig zijn voor té veel vocht in een plantenbak kunnen planten die kiezels op de bodem van de pot heeft en een gat in de bodem, zodat het water makkelijk uit de pot kan weglopen.
Volgende keer in Master of the Moestuin – deel 3:
Tuinontwerp, mengteelt en zaaikalender
Hi daar! Ik ben Jessica, een oer-Rotterdamse kunstenaar die onderzoekt hoe je van je leven een duurzaam LevensKunstwerk kunt maken